Richtlijn: Taalontwikkeling (2018)

Bijlage 2 - Herbeoordeling bij 2 jaar en 6 maanden

(=30 maanden; spreiding 29-33 maanden)

Deze bijlage is ook te downloaden als PDF. 

Toevoeging 2023

Indien een contact via beeldbellen plaatsvindt wordt dringend aangeraden dat ouders vooraf naar de ontwikkeling van hun kind kijken met behulp van de Van Wiechen filmpjes. De JGZ-professional bespreekt de resultaten van de filmpjes en vraagt of ouders zorgen hebben over de taalontwikkeling van hun kind.
Desgewenst kunnen de ontwikkelingskenmerken 41 en 43 via beeldbellen en/of anamnestisch worden afgenomen. Tevens kan via beeldbellen de taalproductie en het gedrag van het kind worden geobserveerd. Voor de uitvoering van kenmerk 44 is het leporelloboek met de Dick Bruna-plaatjes vereist. Een willekeurig plaatjesboek dat de ouder thuis beschikbaar heeft zal niet aan de eisen van het Van Wiechenonderzoek voldoen. In dat geval kan er door de ouders gebruik gemaakt worden van een plaatjesboek, zoals ook opgenomen is in de Van Wiechen filmpjes. Daarmee kan een indruk verkregen worden.
Op basis van het dossier, anamnese, resultaten Van Wiechen filmpjes en onderzoek via beeldbellen kan de professional inschatten of er zorgen zijn over de taalontwikkeling en een face-to-face contact wenselijk is.

Ontwikkelingskenmerk 41: zegt zinnen van 2 of meer woorden

De kinderen met een score 2 of 3 (‘twijfel’) op 2-jarige leeftijd worden op de leeftijd van 2½ jaar opnieuw beoordeeld met behulp van de ontwikkelingskenmerken 41, 43 en 44.

Beoordeling: Als kind spontaan zinnen van 2 of meer woorden gebruikt is de score op dit item positief (+). Wanneer het kind dit niet laat zien in spontane taal (-), dan worden er drie vragen aan de ouder gesteld.

Deze vragen worden afgenomen op identieke wijze als tijdens het contactmoment op 2-jarige leeftijd (Bijlage 1). De professional vraagt aan de ouder over drie situaties in het dagelijks leven, hoe het kind dan reageert. Om te beginnen gaat het over de woordjes van (naam van het kind). Als u aan gisteren denkt:

  • Hoe noemt (naam van het kind) mensen in zijn/haar omgeving? (opwarmvraag, telt niet mee in score)
  • Wat zegt (naam van het kind) als hij/zij iets wil eten of drinken?
  • Wat zegt (naam van het kind)als hij/zij met speelgoed wil spelen?

Als volgens de ouder het kind in beide situaties 2 of meer woorden gebruikt is de beoordeling positief (+) en in alle andere gevallen negatief (-).

Ontwikkelingskenmerk 43: noemt zichzelf mij of ik

Beoordeling: Wanneer het gewenste gedrag tijdens het consult niet kan worden waargenomen, vraagt de professional aan de ouder: ‘Hoe noemt (naam van het kind) zichzelf, bijvoorbeeld als hij/zij iets wil hebben?’

Positief (+): als het kind over zichzelf spreekt benoemt hij/zij zich met ‘mij’ of ‘ik’.

Negatief (-): {het kind spreekt niet over ‘mij’ of ‘ik’, maar benoemt zichzelf met zijn/haar naam of een verbastering daarvan,

of

het kind gebruikt uitsluitend andere persoonlijke voornaamwoorden (jij, jullie)}

en

uit het antwoord van de ouder op de vraag van de professional is niet af te leiden dat het kind zichzelf aanduidt met ‘mij’ of ‘ik’.

Ontwikkelingskenmerk 44: wijst 5 plaatjes aan in boek

Beoordeling: De plaatjes moeten worden aangewezen of benoemd. Het gaat om de plaatjes: auto, huis, banaan, stoel, eieren en schoen.

Positief (+): het kind wijst vijf van de zes plaatjes aan of benoemt ze spontaan.

Negatief (-): het kind wijst minder dan vijf van de zes plaatjes aan.

Totaalscore

Indien de gecombineerde score van de 3 ontwikkelingskenmerken < 3 plussen (< +++) is, wordt het kind alsnog verwezen naar een audiologisch centrum.

Download deze bijlage als PDF, of ga door naar Bijlage 3.


Pagina als PDF