Richtlijn: Heupdysplasie (2018)

2. Communicatie tussen ouders en JGZ-professionals - aanbevelingen

In dit thema staat de communicatie en samenwerking tussen ouders en JGZ-professionals centraal. Wanneer JGZ-professionals zorgen uiten over de heupontwikkeling van een kind of wanneer ouders zorgen of vragen hebben over hun kind, is aandacht voor goede communicatie tussen ouders en JGZ-professionals van wezenlijk belang.

Het is belangrijk om aandacht te besteden aan de tevredenheid van ouders over de uitvoering van de screening (anamnese en lichamelijk onderzoek), de eventuele verwijzing en de zorg bij een kind met (mogelijke) DDH. Goede communicatie tussen JGZ-professionals en ouders vergroot de tevredenheid van ouders. Dit zal leiden tot positieve concrete ervaringen van ouders met de zorg. Patiënttevredenheid of oudertevredenheid leidt tot een hogere therapietrouw110,111. Naar verwachting geldt dit ook voor de JGZ: door de betrokkenheid en tevredenheid van ouders te vergroten zal de kwaliteit en effectiviteit van de JGZ worden verbeterd.

In dit thema wordt uitgewerkt welke informatie JGZ-professionals in de screeningsperiode (leeftijd kinderen t/m 6 maanden oud) aan ouders moeten geven over signaleren, uitslagen van de screening, verwijzen, behandelen en begeleiden, en op welke wijze dat het beste kan gebeuren. Daarnaast wordt aandacht besteed aan de communicatie na de screeningsperiode tot de leeftijd van 4 jaar oud. In deze periode is communicatie van groot belang voor zogeheten ‘casefinding’ (zie thema 1.4).

Aanbevelingen

Bij kinderen t/m 6 maanden oud

Navragen van de risicofactoren

  • De jeugdarts of jeugdverpleegkundige benoemt waarom ze vraagt naar heupaandoeningen in de familie, namelijk omdat het kind zelf een verhoogd risico loopt als DDH in de familie voorkomt. Wees daarbij specifiek in je vraagstelling, zie hiervoor bijlage 1. Hierdoor zal er eerder herkenning zijn bij ouders, of ze zullen eerder geneigd zijn het bij hun familieleden na te vragen. Ook bij het navragen van de ligging van de baby na week 32 van de zwangerschap en/of bij de bevalling is het goed om de achtergrond van de vraag te benoemen.

Lichamelijk onderzoek van de heupen

  • De jeugdarts benoemt aan ouders wat zij* doet tijdens het lichamelijk onderzoek, zodat ouders weten dát er lichamelijk onderzoek naar heupafwijkingen is uitgevoerd. Als de jeugdarts dit niet expliciet benoemt, wordt door sommige ouders niet begrepen dat de handelingen die de jeugdarts uitvoert, behoren tot het standaard heuponderzoek. Zij kunnen dan op een later moment denken dat het lichamelijk onderzoek (nog) niet is uitgevoerd, wat tot onzekerheid, verwarring en ontevredenheid kan leiden.

Uitslagen van de screening door de JGZ

  • De jeugdarts of jeugdverpleegkundige benoemt na anamnese en lichamelijk onderzoek de bevindingen, ook als er geen bijzonderheden zijn gevonden.
  • De jeugdarts legt aan de ouders uit wat de bevindingen betekenen. Dit geldt zowel bij het vaststellen van een risicofactor als bij afwijkende bevindingen bij het lichamelijk onderzoek als bij het vaststellen dat het onderzoek niet afwijkend is. Gebruik respectievelijk zinnen als: “Er is een kans dat uw kind een heupdysplasie heeft. Een echo kan daar meer duidelijkheid over geven.” Als ouders het vragen kun je vervolgens aangeven dat de kans op DDH, afhankelijk van de reden van verwijzing, ongeveer 1 op 7 is, dus dat van de zeven verwezen kinderen 1 kind DDH heeft. Of “Bij het onderzoek van de heupen vind ik geen aanwijzingen voor een heupdysplasie”.
  • Vertel of laat zien aan de ouders dat je de bevindingen registreert (zowel anamnese als lichamelijk onderzoek) in het Digitaal Dossier JGZ.

Alle leeftijden

Verwijzen

  • De jeugdarts vertelt ouders wat de reden is voor verwijzing: ‘welke bevindingen gaven aanleiding voor de verwijzing’?
  • Ouders hebben inspraak in de keuze naar welk ziekenhuis en/of welke professional ze worden verwezen. De jeugdarts bespreekt met ouders naar welk ziekenhuis en/of welke professional zij wil verwijzen en waarom. Bijvoorbeeld omdat er een (kinder)orthopeed en/of (kinder)radioloog werkzaam is in een specifiek ziekenhuis. De jeugdarts wijst ouders op de mogelijkheid dat hun zorgverzekeraar niet alle ziekenhuizen gecontracteerd heeft. Ouders kunnen bij hun zorgverzekeraar nagaan bij welke ziekenhuizen de zorg wordt vergoed.
  • De jeugdarts vertelt ouders welke concrete stappen zij zelf moeten zetten en op welke termijn: dit is afhankelijk van de lokale afspraken rondom verwijzen. Benadruk hierbij de eigen verantwoordelijkheid van ouders, en spreek af dat ouders bij vertraging of onduidelijkheden contact met de jeugdarts opnemen.
  • De jeugdarts vertelt ouders wat zij ongeveer kunnen verwachten van de verwijzing: is er een wachttijd, hoe gaat het aanvullend onderzoek in zijn werk, wie beoordeelt het onderzoek en hoe verloopt het traject daarna? Vertel ouders op welke leeftijd of termijn de echo gemaakt dient te worden, en in welk geval ouders zelf contact moeten opnemen met de JGZ. Benoem verder dat de kans op de diagnose DDH/heupdysplasie, afhankelijk van de reden van verwijzing, na verwijzing ongeveer 1 op 7 is.
  • De jeugdarts zorgt dat ouders beschikken over de juiste contactgegevens van het JGZ-team.
  • De jeugdarts geeft ouders (een kopie van) de verwijsbrief en de cliëntenfolder mee.
  • De jeugdarts brengt ouders op de hoogte van het feit dat de JGZ wel of juist niet op de hoogte wordt gesteld van de resultaten uit het ziekenhuis.

Behandelen (indien een kind onder behandeling/controle van (kinder)orthopeed is)

  • De jeugdarts brengt ouders op de hoogte van het feit dat de primaire verantwoordelijkheid voor de behandeling bij de (kinder)orthopeed ligt.
  • De jeugdarts brengt ouders op de hoogte van een (zo nodig) aangepaste werkwijze rondom vaccineren en het meten van lengte en gewicht.
  • De jeugdarts en jeugdverpleegkundige zorgen dat de JGZ-assistente op de hoogte is van de (zo nodig) aangepaste werkwijze rondom vaccineren en het meten van lengte en gewicht.

Begeleiden (indien een kind onder behandeling/controle van (kinder)orthopeed is)

  • De jeugdarts geeft aan dat de primaire verantwoordelijkheid voor de begeleiding tijdens de behandeling bij de (kinder)orthopeed ligt.
  • Indien er een diagnose is gesteld door de (kinder)orthopeed gaat de jeugdarts na of de ouders op de hoogte zijn gesteld van de patiëntenvereniging Vereniging Afwijkende Heupontwikkeling (VAH) en een folder van de VAH hebben gekregen. Indien dit niet is gebeurd wijst de jeugdarts de ouders op de website www.heupafwijkingen.nl. Via deze website kunnen ouders meer informatie krijgen en ook contact zoeken met andere ouders.
  • De jeugdarts geeft aan dat ouders zo nodig bij de (kinder)orthopeed, de orthopedisch instrumentmaker, de JGZ en de patiëntenvereniging VAH terecht kunnen voor praktische vragen over de verzorging en over de consequenties van de behandeling voor de (lichamelijke) ontwikkeling van het kind.

*Daar waar 'zij' staat kan ook 'hij' gelezen worden. 

Bekijk de onderbouwing van dit thema, of ga verder naar thema 3: Samenwerken.


Pagina als PDF