Richtlijn: Gezonde slaap en slaapproblemen bij kinderen (2017)

2. Introductie slaapproblemen

Deze introductie beschrijft de definitie van slaapproblemen en slaapstoornissen, de prevalentie en de gevolgen van slaapproblemen.

Definitie slaapproblemen en slaapstoornissen

Deze richtlijn richt zich op de preventie, het adequaat signaleren, en de behandeling van slaapproblemen in de JGZ en tijdige en adequate signalering en verwijzing wanneer er sprake is van een slaapstoornis. Echter, de grens tussen een slaapprobleem en een slaapstoornis is moeilijk scherp te definiëren. Beter is een spectrum voor te stellen waarbij een gezonde, niet problematische slaap en normaal functioneren overdag aan het ene eind van het spectrum te vinden is en slaapstoornissen aan de andere kant van het spectrum. Ergens daartussenin zijn slaapproblemen te plaatsen die, als zij in ernst, frequentie en/of duur toenemen, over kunnen gaan in een slaapstoornis.

Een uitgebreide omschrijving van verschillende slaapstoornissen is beschreven in de internationale classificatie van slaapstoornissen (ICSD-3)1 en in de diagnostische en statistische handleiding van mentale stoornissen (DSM-5)2. Voor de JGZ professional is het belangrijk op de hoogte te zijn van de verschillende slaapstoornissen om deze te kunnen herkennen, maar het is niet de taak van de JGZ om deze stoornissen te diagnosticeren. In Thema 5. “Signalering en beoordelen van slaapproblemen”  is daarom een overzicht te vinden van de meest voorkomende slaapstoornissen.


Naast de klinische diagnose van slaapstoornissen worden slaapproblemen bij jonge kinderen vaak gedefinieerd aan de hand van de problemen die ouders ervaren met het (niet-)slapen van hun kind. Er worden in de internationale literatuur twee typen slaapproblemen onderscheiden; het inslaapassociatie type en het type waarbij ouders moeite hebben met het stellen van grenzen.3 Bij het inslaapassociatie type heeft het kind bepaalde problematische of veeleisende omstandigheden nodig voordat het in slaap kan vallen. Bij het andere type kan de ouder onvoldoende grenzen stellen als het kind het slapen probeert uit te stellen of naar bed weigert te gaan. In deze definitie van slaapproblemen wordt echter geen rekening gehouden met andere slaapproblemen die bij kinderen kunnen voorkomen, zoals nachtmerries, snurken, slaapwandelen, etc. Beschrijvingen van slaapproblemen bij oudere kinderen en adolescenten zijn zeer divers en hangen vaak samen met de criteria die voor verschillende slaapstoornissen in de DSM-5 en de ICSD-3 worden gegeven.

Slaapproblemen kunnen aanhoudend of van voorbijgaande aard zijn. De meerderheid van de slaapproblemen is van tijdelijke aard en verdwijnt vanzelf na een aantal weken of maanden.4 Ongeveer een kwart tot een derde van de slaapproblemen blijft bestaan.5 Slaapproblemen zijn minder vaak persistent dan slaapstoornissen.6

Prevalentie van slaapproblemen

a) Baby’s (0 – 6 maanden)
Uit onderzoek bij Nederlandse baby’s van 6 maanden ervaart één op de tien ouders het slapen van hun kind als een probleem.7 Van het totaal aantal huisartsenconsulten in Nederland voor kinderen jonger dan 1 jaar gaat het in 0,5% om slaapproblemen bij meisjes en in 1% om slaapproblemen bij jongens.8

b) Jonge kinderen (6 maanden – 12 jaar)
Op de leeftijd van 0-2 jaar komen slaapproblemen vaak voor; ze behoren tot de ‘normale’ opvoedingsproblemen in deze ontwikkelingsfase.9 Echter als de problemen in frequentie, duur of intensiteit toenemen, kunnen ze door ouders als ernstig en belemmerend worden ervaren. Prevalentiecijfers van slaapproblemen bij peuters en kleuters liggen in internationale studies tussen de 20-30%.10 Bij Nederlandse kinderen van 1,5 jaar ervaart 8% van de ouders het slapen als een probleem.7 In een ander Nederlands onderzoek naar slaapproblemen bij kinderen van 2- 14 jaar bleek dat ongeveer een kwart van de ouders minstens 1 slaap-gerelateerd probleem ervaart.11 Het vaakst wordt daarbij slaperigheid overdag genoemd. Bij jonge kinderen van 2-6 jaar kwam vaker dan bij oudere kinderen de volgende slaapproblemen voor: weigeren om naar bed te gaan, angst om te gaan slapen, ’s nachts wakker worden, parasomnia’s (bijvoorbeeld slaapwandelen en tandenknarsen) en problemen met ademhaling tijdens de slaap. Problemen met in slaap vallen, problemen met slaapduur en vermoeidheid overdag kwamen vaker voor bij oudere kinderen (10-14 jaar).

c) Adolescenten (12 jaar – 18 jaar)
Bij adolescenten ligt de prevalentie van slaapproblemen, gebaseerd op internationaal onderzoek, tussen de 7 en 36%, 12 afhankelijk van de gebruikte definities. Er zijn geen prevalentiecijfers van slaapproblemen bij adolescenten uit Nederlands onderzoek bekend. Wel is bekend dat van het totaal aantal huisartsconsulten voor kinderen van 15-17 jaar het in 0,4%  om slaapproblemen gaat bij meisjes en in 0,3% om slaapproblemen bij jongens.8

Gevolgen van slaapproblemen

Slaapproblemen kunnen ernstige gevolgen hebben voor zowel kinderen zelf als voor hun ouders. Hieronder worden de gevolgen van slaapproblemen per leeftijdsgroep besproken.

a) Baby’s (0 – 6 maanden)
Voor baby’s is het normaal dat zij ’s nachts vaak wakker worden, bijvoorbeeld voor een voeding. Na ongeveer 8 weken gaan baby’s gaandeweg vaker ‘s- nacht een keer een voeding overslaan en langer dan 5 uur doorslapen, maar dit verschilt per kind.13  Uit een aantal onderzoeken blijkt dat de slaap van baby’s gerelateerd is aan het temperament, de cognitieve en motorische ontwikkeling. Het is echter nog niet duidelijk of er een oorzakelijke relatie is tussen de slaapduur en het temperament en de ontwikkeling van baby’s.14

Bij ongeveer 20% van alle baby’s doen zich zogenaamde ‘regulatieproblemen’ (huil-, slaap- en/of voedingsproblemen) voor. In een meta-analyse van 22 longitudinale onderzoeken, met in totaal 1935 kinderen, is nagegaan of er een verband is tussen regulatieproblemen, waaronder persisterend huilen, en slaap- en eetgedrag en gedragsproblemen op latere leeftijd.15 De resultaten laten zien dat wanneer er sprake is van regulatieproblemen in het eerste jaar (slapen, eten, huilen) de kans op gedragsproblemen later groter is. De kans is het grootst bij kinderen die meerdere regulatieproblemen tegelijk hebben en in gezinnen met meerdere psychosociale problemen.

b) Jonge kinderen (6 maanden – 4 jaar)
Slaapproblemen, een slaaptekort en daarbij behorende moeheid overdag kunnen bij jonge kinderen leiden tot emotionele/gedragsproblemen en ongevallen.16-18 Slaapproblemen op jonge leeftijd zijn op latere leeftijd ook gerelateerd aan angst en depressieklachten, aandachtsproblemen en agressief gedrag. 19 Een korte slaapduur is daarnaast ook causaal gerelateerd aan een daaropvolgende gewichtstoename bij jonge kinderen. Voor elk uur per nacht dat een kind langer slaapt, wordt het risico op overgewicht en obesitas verminderd met gemiddeld 9% (OR 0,91. 95% CI 0.84–1.00)20  

c) Schoolgaande kinderen (basisschool) (4 jaar – 12 jaar)
Uit een uitgebreide meta-analyse naar de relatie tussen slaap en cognitie en gedragsproblemen bij kinderen van 5-12 jaar bleek dat slaapduur een significante positieve relatie met cognitieve prestaties had.21 Verder hangt een kortere slaapduur samen met meer gedragsproblemen, voor zowel internaliserende als externaliserende gedragsproblemen. Chronisch slaaptekort kan ook leiden tot hyperactiviteit, in sommige gevallen kan dit lijken op ADHD.22 Ook slaapstoornissen gaan vaak samen met substantiële gedragsproblemen en een cognitieve achterstand bij kinderen.23 Hoewel de literatuur naar kinderen minder uitgebreid is dan bij volwassenen, ontstaan vergelijkbare tekorten in cognitief functioneren als resultaat van verstoorde slaap. Een te korte slaapduur (dit is voor ieder kind verschillend) kan overgewicht veroorzaken bij kinderen in deze leeftijdscategorie.24

d) Adolescenten (12 jaar – 18 jaar)
Bij adolescenten heeft een slaaptekort negatieve gevolgen voor de schoolprestaties en cognitief functioneren,  en zien we meer depressie, angst, gedragsproblemen, risicogedrag, auto-ongelukken, roken, alcohol en drugsgebruik.17,25-28 Uit cross-sectionele studies blijkt dat er een associatie is tussen slaaptekort en slechte ervaren gezondheid, gewichtstoename, pijn, verhoogd cardiovasculair en cardiometabool risico, aandachtsproblemen, afzondering, agressie, geweld en suïcidale gedachten. Wederkerige associaties zijn ook vaak beschreven, bijvoorbeeld dat slaaptekort leidt tot depressie en depressie en angst zijn sterke voorspellers voor slaapproblemen, waardoor een vicieuze cirkel ontstaat. Dit geldt ook voor pijnklachten en middelengebruik.

Uit Nederlands onderzoek onder adolescenten van 12-16 jaar blijkt dat BMI en slaapduur onderling samenhangen; wanneer in de puberteit de BMI omhoog gaat, gaat de slaapduur omlaag.29 Ook is een kortere slaapduur gerelateerd aan een verstoorde glucosetolerantie bij adolescenten.30

Onderzoek toont aan dat een slaaptekort een negatieve invloed heeft op het immuunsysteem bij volwassenen.31 Er is weinig onderzoek gedaan bij kinderen, maar bij adolescenten van 14-16 jaar werd ook een relatie aangetoond tussen korte slaapduur en ziek zijn (bijv. verkoudheid). 32

e) Ouders
Slaapproblemen van kinderen kunnen ook gevolgen hebben voor de gemoedstoestand van ouders.33,34 Slaapproblemen bij kinderen kunnen een negatief effect hebben op de mentale en fysieke gezondheidstoestand van ouders.35 Uit onderzoek blijkt dat er een relatie is tussen slaaptekort bij kinderen, stress bij ouders, gezinsproblemen en mishandeling van kinderen. Slapeloosheid bij ouders, bijvoorbeeld doordat hun baby ’s nachts niet slaapt en veel huilt, kan leiden tot problemen in de relatie tussen ouders.36 Daarnaast hebben ouders van pasgeboren baby’s vaak zelf last van slaapproblemen omdat hun baby een ander slaapritme heeft en zij hun baby ’s nachts moeten voeden.37


Pagina als PDF