Richtlijn: Depressie (2016)

1. Wat is een depressie?

De DSM-5 classificatie van de depressieve stoornis, aangevuld met kenmerken die vaak ook worden gezien, staan beschreven in het Kompas kinder- en jeugdpsychiatrie (Boer & Verhulst, 2014):

Vijf (of meer) van de volgende symptomen zijn tegelijkertijd ten minste twee weken aanwezig geweest, terwijl dat daarvoor niet zo was. Daarbij moet in elk geval horen ofwel een sombere stemming ofwel verlies van interesse of plezier.

  1. Sombere stemming gedurende het grootste deel van de dag, bijna elke dag, zoals blijkt uit ofwel subjectieve mededelingen (bijvoorbeeld voelt zich verdrietig of leeg) ofwel observatie door anderen (bijvoorbeeld: heeft tranen in de ogen; dit kan ook een prikkelbare stemming zijn).
  2. Duidelijke vermindering van interesse of plezier in alle of bijna alle activiteiten gedurende het grootste deel van de dag, bijna elke dag (zoals blijkt uit subjectieve mededelingen of uit observatie door anderen).
  3. Duidelijke gewichtsvermindering zonder dat dieet gehouden wordt of gewichtstoename (bijvoorbeeld meer dan vijf procent van het lichaamsgewicht in één maand) of bijna elke dag afgenomen of toegenomen eetlust, of, bij kinderen, het niet bereiken van de te verwachten gewichtstoename.
  4. In- of doorslaapproblemen, of slaperigheid overdag, bijna elke dag.
  5. Opgewonden bewegen of juist een remming van het bewegen (waarneembaar voor anderen en niet alleen maar een subjectief gevoel van rusteloosheid of vertraagdheid), bijna elke dag.
  6. Moeheid of verlies van energie, bijna elke dag.
  7. Gevoelens (die waanachtig kunnen zijn) van waardeloosheid met of buitensporige of niet reële schuldgevoelens (niet alleen maar zelfverwijten of schuldgevoel over het ziek zijn), bijna elke dag.
  8. Verminderd vermogen tot nadenken of concentratie, of besluiteloosheid (ofwel subjectief vermeld ofwel geobserveerd door anderen), bijna elke dag.
  9. Terugkerende gedachten aan de dood (niet alleen de vrees dood te gaan), terugkerende suïcidegedachten zonder dat er specifieke plannen gemaakt zijn, of een suïcidepoging of een specifiek plan om suïcide te plegen.

Persisterende depressieve stoornis (dysthymie)

Sombere of prikkelbare stemming gedurende het grootste deel van de dag, bijna elke dag, zoals blijkt uit ofwel subjectieve mededelingen ofwel observatie door anderen, gedurende ten minste een jaar. Tijdens de sombere stemming twee (of meer) van de volgende symptomen.

  1. Slechte eetlust of te veel eten.
  2. In- of doorslaapproblemen, of versterkte slaperigheid overdag.
  3. Moeheid of verlies van energie.
  4. Laag zelfgevoel.
  5. Slechte concentratie of moeite met beslissingen nemen.
  6. Gevoelens van hopeloosheid.

Verschil tussen depressie en depressieve klachten

In de richtlijn wordt gesproken over depressie en depressieve klachten. Bij depressieve klachten is er sprake van een aantal klachten die bij een depressie horen, zoals een sombere stemming, nergens zin in hebben, slecht slapen, slecht eten, slechte concentratie, suïcidale gedachten etc., zonder dat er voldaan wordt aan de criteria voor het stellen van een depressie, namelijk minstens 2 weken een sombere stemming en daarnaast minstens 5 andere symptomen.

Kenmerken die vaak ook worden gezien

Naast problemen met eten of slapen, kunnen ook andere lichamelijke klachten optreden, zoals hoofdpijn en buikpijn. Het verschil tussen normaal verdriet en een depressie kan zichtbaar worden in de contacten met anderen. Verdriet roept bij de omgeving medeleven op, en over het algemeen ervaren verdrietige kinderen en jongeren dit als prettig. Bij depressieve jongeren is daarentegen vaak sprake van een geprikkelde reactie op blijken van medeleven. Zij kunnen een boze, kritische uitstraling vertonen. Wanneer het lukt tot hen door te dringen, blijkt die houding nogal eens op zelfkritiek te berusten, alsof de jeugdige daarmee wil zeggen: ‘Laat mij met rust, ik ben toch de moeite niet waard!’ Zelfkritiek en gevoelens van hopeloosheid kunnen bij jongeren tegendraads of antisociaal gedrag met zich brengen. Dat dit negatieve reacties uitlokt, lijkt dan geen indruk meer te maken.

Prevalentie

Prevalentie van depressie bij baby’s is niet bekend omdat er op populatieniveau nauwelijks onderzoek naar te verrichten is. Bij de overige jeugdigen is wel  veel onderzoek gaan in de algemene bevolking. In het algemeen kan gesteld worden dat bij kinderen onder de 5 jaar de prevalentie tussen de 0,9-2% is (Bufferd, Dougherty, Carlson, & Klein, 2012; Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire richtlijnontwikkeling in de GGZ, 2009). Van 8-15 jaar zou dit rond de 3,7% liggen (Merikangas et al., 2010), waarbij de prevalentie onder de 13 jaar op 2,8% zit en bij de 13-18-jarige op 5,6% (Jane, Erkanli, & Angold, 2006). Prevalentiecijfers verschillen niet alleen per leeftijdscategorie. In de adolescentie komt een depressie bij meisjes veel vaker voor (verhouding 1:2), hoewel er voor de puberteit nauwelijks verschil is tussen de twee seksen (Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire richtlijnontwikkeling in de GGZ, 2009; NICE, 2005; Weissman & Olfson, 1995). Verder blijkt dat subklinische of lichte klachten relatief vaak voorkomen bij jongeren (10–20%) (Kessler & Walters, 1998). Als een jongere een zelfscoreformulier invult kan de prevalentie van een depressie zelfs 20-50% zijn (Kessler, Avenevoli, & Ries, 2001).

Wat is er bekend over het beloop van een depressie bij kinderen en jongeren?

Beloop van depressie

Naar het beloop van een depressie bij jeugdigen zijn veel studies gedaan. De studies gaan voornamelijk in op de verschillen in prevalentie tijdens bepaalde leeftijdsfasen, spontaan herstel, risico op terugval en jeugddepressie als voorspeller voor een depressie op latere leeftijd. Opvallend is dat cijfers soms zeer uiteenlopen, dit wordt veroorzaakt door het verschil tussen de sekse (depressie komt meer voor bij adolescente vrouwen) en ernst van de depressie (een lichte depressie verloopt anders dan een ernstige). Ook de wijze waarop de onderzoeksdata zijn verzameld zorgt voor verschil in cijfers, in welke populatie is bijvoorbeeld het onderzoek verricht (algemene bevolking, eerste lijn of gespecialiseerde GGZ) en wie was de informatiebron (beoordeling door een professional, zelfinvullijst door de jeugdige en/of informatie van de ouder).

Spontaan herstel en terugval

De meeste jongeren herstellen spontaan en zonder interventie van een depressieve periode: 10% herstelt binnen drie maanden, 40% binnen één jaar en na twee jaar een verdere 20-30% (Goodyer, 2003;Harrington & Dubicka, 2001). Ondanks dat het merendeel van de jongeren (spontaan) herstelt van een depressieve periode betekent het niet dat deze groep depressievrij blijft. Het blijkt namelijk dat een terugval vaak voorkomt bij jongeren die een eerdere depressie hebben meegemaakt (Kennard, Emslie, Mayes, & Hughes, 2006). Bij bijvoorbeeld jeugdigen met een ernstige depressie krijgt binnen twee jaar 40% van de jeugdigen een nieuwe depressie en binnen vijf jaar is dit zelfs 70% (Emslie et al., 1997), 70% van de jongeren met een dysthyme stoornis heeft een terugval na twee tot drie jaar (Reichart, 2014). Een mogelijke verklaring voor deze kwetsbaarheid voor een terugval is dat een depressieve periode kan leiden tot biologische veranderingen en psychologische littekens (Lewinsohn, Steinmetz, Larson, & Franklin, 1981; Monroe & Harkness, 2005;Post, 1992;Sokolov & Kutcher, 2001). Vervolgens zijn er na een depressieve periode minder krachtige psychosociale factoren nodig om een terugval te veroorzaken (Kendler, Thornton, & Gardner, 2000; Kendler, Thornton, & Gardner, 2001).

Depressie bij jeugdigen als voorspeller voor depressie in het latere leven

Subklinische depressieve symptomen zoals sombere stemming en verlies van interesse of plezier (anhedonie), zijn een voorspeller voor het ontwikkelen van een ernstige depressie als men volwassen is (Dunn & Goodyer, 2006; Klein, Shankman, Lewinsohn, & Seeley, 2009; Kovacs & Lopez-Duran, 2010). Tevens is er meer risico op een depressie tijdens de volwassenheid als tijdens de adolescentie de depressie gepaard ging met een comorbide angststoornis of een externaliserende stoornis (Copeland, Shanahan, Costello, & Angold, 2009) of wanneer er een life event heeft plaatsgevonden (Pine, Cohen, Johnson, & Brook, 2002). Ook is gebleken dat volwassenen met een bipolaire stoornis in de jeugd vaak een depressie doorgemaakt hebben (Geller, Zimerman, Williams, Bolhofner, & Craney, 2001; Weissman et al., 1999).

Een depressie voor de puberteit is een voorspeller voor het ontstaan van gedragsproblemen, een verminderd psychosociaal functioneren en lagere prestaties op school (Birmaher et al., 1996;Harrington, Fudge, Rutter, Pickles, & Hill, 1990; Weissman et al., 1999). 

Suïcide

Suïcide kan een ernstig gevolg zijn van een depressie. Naar schatting 60% van de kinderen en jongeren met een depressieve stoornis rapporteert suïcidale gedachten, en 30% doet een suïcide poging (Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire richtlijnontwikkeling in de GGZ, 2009).

In Nederland pleegden in 2014 twee kinderen/jongeren onder 15 jaar suïcide. In hetzelfde jaar pleegden in de leeftijd van 15 tot 20 jaar 53 jongeren suïcide (Centraal Bureau voor de Statistiek, 2015). Deze cijfers zijn stabiel over de jaren. Een suïcidepoging komt veel vaker voor, er zijn aanwijzingen dat dit met name onder meisjes met een migranten achtergrond voorkomt (Schudel, Struben H.W.A., & Vroom-Jongerden, 1998).


Pagina als PDF