Richtlijn: Begeleiding gezin bij overlijden kind (2009)

Inleiding

Deze richtlijn is ontwikkeld naar aanleiding van ervaringen van ouders van een overleden kind en professionals werkzaam in de Jeugdgezondheidszorg (JGZ) 0-19 jaar. Rouwbegeleiding is geen alledaagse taak van de JGZ-medewerker op het consultatiebureau en bij de GGD. Toch overlijden jaarlijks gemiddeld 2.000 kinderen die bij de JGZ 0-4 jaar in zorg zijn of zouden komen. In de leeftijd van 4-19 jaar gaat het om ruim 400 kinderen. Deze richtlijn wil JGZ-medewerkers die hiermee geconfronteerd worden, ondersteuning bieden in hun handelen in een dergelijke situatie. Daarnaast bevat deze richtlijn aandachtspunten die nodig zijn op organisatieniveau om adequate hulpverlening te bieden aan ouders van overleden kinderen. De richtlijn is te gebruiken naast de huidige calamiteitenprotocollen van de GGD, die vooral over de schoolsituatie gaat. Deze richtlijn is gericht op begeleiding aan het gezin. Alvorens een richtlijn rondom dit onderwerp uit te werken is in een vooronderzoek de behoefte bij consultatiebureaus voor een dergelijk protocol gepeild*. De behoefte aan een dergelijke richtlijn met bijbehorend scholings- en implementatietraject bleek groot te zijn. Als belangrijkste pijlers van een landelijke richtlijn worden adviezen over bejegening van ouders, het afleggen van huisbezoeken en het verstrekken van adressen voor informatie en contactgroepen genoemd. Ook is tijdens dit vooronderzoek gevraagd naar bestaande protocollen.

Naast dit vooronderzoek zijn er groepsgesprekken en telefonische interviews gehouden met ouders die een kind verloren hebben onder de leeftijd van 4 jaar. Er is gevraagd naar hun ervaringen met het consultatiebureau en de GGD rond het overlijden van hun kind en de behoefte die zij hebben (gehad) aan ondersteuning door het consultatiebureau. Ervaringen van de ouders en van JGZ-medewerkers zijn meegenomen in de uitwerking. Op basis van al deze informatie is bijgaande richtlijn opgesteld. Deze richtlijn is voorgelegd aan een groep professionals voor verbeteringen en aanvullingen. De richtlijn beschrijft op welke manieren in een organisatie bijgedragen kan worden aan de begeleiding van ouders die een kind in de leeftijd van 0 tot 19 jaar hebben verloren. Hierin zijn verschillende niveaus aan te wijzen. In de eerste plaats zijn er op organisatieniveau zaken die georganiseerd kunnen worden om de JGZ-medewerkers die de daadwerkelijke begeleiding zullen uitvoeren te ondersteunen. Daarnaast zijn er maatregelen die genomen dienen te worden en activiteiten die uitgevoerd moeten worden in de concrete situatie dat een kind is overleden.

In de bijlagen wordt verdere informatie gegeven, waaronder informatie over het verloop van het rouwproces bij ouders en eventuele broers en zussen van het overleden kind, adressen voor doorverwijzing en nadere informatie. In de richtlijn wordt niet specifiek ingegaan op de periode voorafgaand aan het overlijden van een kind. De aandachtspunten genoemd bij huisbezoeken en contactmomenten kunnen in aangepaste vorm ook in deze situatie gebruikt worden. Dit geldt ook voor situaties waarin (één van) de ouder(s) overlijdt.

* M.J.C. Baardse, M.E. van den Akker-van Marle, T.L. Filedt Kok-Weimar. Inventarisatie van het aanbod vanuit het consultatiebureau voor Jeugdgezondheidszorg 0-4 jaar aan ouders met een overleden kind. TNO Kwaliteit van Leven, 2005.


Pagina als PDF